1. Inleiding
Voor het bereiken van onze doelstellingen en het bewaken van de financiële positie van de gemeente Houten is inzicht gewenst in potentiële financiële risico’s en de mogelijkheden om deze tegenvallers op te vangen (de weerstandscapaciteit). In deze paragraaf werken we de risico’s en de weerstandscapaciteit uit. De verhouding tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s wordt het weerstandsvermogen genoemd en geeft een beeld van de robuustheid van onze financiële situatie.
Een toereikend weerstandsvermogen voorkomt dat iedere financiële tegenvaller ons direct tot bezuinigingen dwingt of ten koste gaat van bestaande taken. Incidenteel kunnen deze financiële tegenvallers worden gedekt uit het weerstandsvermogen. Indien er sprake is van structurele financiële tegenvallers zijn hier maatregelen voor nodig om de begroting structureel en reëel in evenwicht te laten zijn. De ratio die inzicht geeft in het weerstandsvermogen in de begroting 2024 is 6,6
Deze is hoger dan vorig jaar. De ratio voor het weerstandsvermogen was toen 6,0. De weerstandscapaciteit is licht gestegen als gevolg van een hogere vrije algemene reserve. De hoge ratio weerstandsvermogen is van belang gezien het aantal niet-kwantitatieve risico's. Deze risico’s kunnen zich uiteindelijk in meer of minder mate gaan vertalen in concrete risico’s. De hoge ratio is dan een buffer om deze risico’s incidenteel af te dekken.
Naast een robuust weerstandsvermogen is een adequaat risicomanagement gewenst. Dit betekent een proactieve houding in het signaleren, herkennen en beheersen van risico’s. Concreet vullen we dit in met een periodieke screening op mogelijke risico’s, te nemen beheersmaatregelen en het gesprek met elkaar hierover.
Deze paragraaf begint met een weergave van de weerstandscapaciteit. Vervolgens komt het risicoprofiel, uitgesplitst in risico’s aan bod. Vanuit de weerstandscapaciteit en risico’s wordt een conclusie getrokken over het weerstandsvermogen. Deze paragraaf sluit af met een aantal financiële kengetallen en balansprognose van 2023 t/m 2027.
2. Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit bestaat uit het geheel van middelen en mogelijkheden om niet begrote, onverwachte kosten te dekken. Deze bestaan uit het vrije deel van de algemene reserve, de onbenutte belastingcapaciteit en de stelpost onvoorzien. De werkelijke omvang eind 2022, de prognose begin 2023 (uit de programmabegroting 2023) en de actuele prognose begin 2024 wordt in de volgende tabel weergegeven.
bedragen x € 1.000 | |||
Weerstandscapaciteit | 31-12-2022 | 1-1-2023 | 1-1-2024 |
Vrij deel algemene reserve | 3.372 | 6.176 | 8.976 |
- provinciale minimumnorm | 2.532 | 2.544 | |
- boven de provinciale minimumnorm | 3.644 | 6.432 | |
Onbenutte belastingcapaciteit | 3.630 | 3.280 | |
Stelpost onvoorzien | 67 | 77 | |
Totaal | 3.372 | 9.873 | 12.333 |
Het vrij besteedbare deel van de algemene reserve bedraagt naar verwachting op 1 januari 2024 € 8,976 miljoen. Aan dit vrije deel van de algemene reserve stelt de provincie (als toezichthouder) als omvang een minimumnorm van € 50 per inwoner. Met een verwacht inwonersaantal begin 2024 van 50.878 inwoners moet het vrij besteedbaar deel een minimumomvang hebben van € 2,544 mln. De omvang van € 8,976 miljoen ligt € 6,432 miljoen boven de minimumnorm, dus dit voldoet ruim aan deze minimumnorm.
De onbenutte belastingcapaciteit wordt berekend door de verwachte taxatiewaarde van het totale areaal woningen te vermenigvuldigen met het verschil tussen het gemiddeld OZB-tarief woningen en niet-woningen in Houten en het landelijk normtarief OZB voor beroep op artikel 12 van de Financiële verhoudingswet. Het normtarief is door het Rijk in de meicirculaire 2023 bepaald op 0,1614% (2022: 0,1729%). Dit tarief is 0,0382% lager dan ons gemiddeld tarief. Met een geraamde belastingopbrengst woningen van € 8,6 miljoen (cf 2023, begroot areaal 2023 is pas in het najaar van 2023 bekend) komt onze onbenutte belastingcapaciteit voor 2024 (voorlopig) uit op € 3,280 miljoen.
De omvang van de stelpost onvoorzien is gebaseerd € 1,25 per inwoner en heeft een omvang van € 77.000.
3. Risicoprofiel
Overige (niet) kwantitatieve risico's
Zoals gebruikelijk maken we bij het risicoprofiel onderscheid in niet-kwantitatieve risico’s (onzekerheden) en kwantitatieve risico's. De niet-kwantitatieve risico’s zijn ontwikkelingen waarvan de waarschijnlijkheid en de (financiële) impact van de ontwikkeling (nog) niet kan worden ingeschat maar op termijn wel tot een risico (positief of negatief) kunnen leiden. De kwantitatieve risico’s zijn risico’s waarvan de financiële gevolgschade wel kan worden gekwantificeerd. Deze kwantitatieve risico’s zijn relevant bij het bepalen van de omvang van het weerstandsvermogen.
De onzekerheden zijn in 5 categorieën onderverdeeld:
- Financieel-economisch
- Organisatie
- Juridisch
- Imago
- Verbonden Partijen
Achter elk risico is aangegeven of het gaat om een nieuw, gewijzigd of ongewijzigd risico ten opzichte van de risicoparagraaf van de jaarrekening 2022 (laatste integrale berichtgeving over risico’s).
1. Financieel-economisch
Landbouwtransitie (Gewijzigd)
- Vertraging projecten als gevolg van stikstofdossier
De stikstofproblematiek is veelomvattend, complex en raakt veel sectoren. Doordat enerzijds het beleid nog verder uitgewerkt moet worden en anderzijds er veel discussie is over de toegepaste rekenmethodes ten aanzien van de verschillende projecten, lopen vooral (woning)bouwprojecten vertragingen op. Er wordt vanuit het Rijk en provincie inmiddels volop ingezet op het voorkomen van vertragingen bij woningbouwprojecten door het inzetten van subsidieregelingen en het inzichtelijk maken van de beschikbare stikstofruimte.
Voor de bouwplannen in Houten is in het derde kwartaal van 2023 de benodigde stikstofruimte geïnventariseerd en gemeld via de provincie aan het ministerie van BZK. Het blijft nu nog onduidelijk of er voldoende stikstofruimte is om Natuurbeschermingswet-vergunningen in 2024 te kunnen verlenen voor de woningbouwplannen binnen Houten.
- Vertraging transitie landbouw
De ontwikkelingen rond de toekomst van de agrarische sector hebben invloed op wat er wel en niet is toegestaan op agrarische gronden. Dit kan gevolgen hebben voor ontwikkelingen in het buitengebied (experimenteerruimte, uitnodigingsplanologie, woningbouw).
Het Nationaal Programma Landelijk Gebied brengt de opgaven op het gebied van stikstof, natuur,
water, klimaat en bodem samen en zorgt voor een gecombineerde aanpak voor een vitaal landelijk gebied. In opdracht van het Rijk heeft de provincie Utrecht in juli 2023 het Utrechts Programma Landelijk Gebied (UPLG) opgeleverd. Verdere uitwerking hiervan vindt plaats in gebiedsagenda’s, waaronder een agenda voor de Kromme Rijn Streek, welke in samenspraak met belanghebbende en gemeenten wordt opgesteld. Deze agenda moet inzage geven in hoe de transitie van het landelijk gebied wordt vormgegeven. Voor de uitvoering van de gebiedsprogramma’s stelt het Rijk middelen beschikbaar. Het is belangrijk goed aangehaakt te blijven bij het opstellen van de gebiedsagenda Kromme Rijn Streek, zodat Houtense belangen goed vertegenwoordigd worden en eventuele negatieve gevolgen beperkt blijven.
Haalbaarheid project versterking Lekdijk in combinatie met andere projecten op Eiland van Schalkwijk (Gewijzigd)
In 2023 heeft de raad via de Perspectiefnota ingestemd met een krediet voor aanpassingen van de weg op de Lekdijk tussen de gemeente Nieuwegein en fort Honswijk. Ook met een krediet voor het weer zichtbaar en beleefbaar maken van de inlaatsluis. Het gaat hierbij om drie deelprojecten als onderdeel van het dijkversterkingsterkingsproject van HDSR. Deze kredieten zijn aangevraagd op basis van recente kostenramingen.
Volgende stap is het nader uitwerken van deze deelprojecten en zoeken naar synergie met andere deelprojecten die worden uitgevoerd in het kader van de dijkversterking zoals bijvoorbeeld groot onderhoud van taluds door HDSR. Daarnaast moeten de plannen voor het vergroten van de capaciteit van de weg en de weginrichting nog worden gedeeld met de inwoners van het Eiland van Schalkwijk. De realisatie van het deelproject optimaliseren weginrichting en vergroten van de capaciteit van de weg is van belang voor andere projecten en ontwikkelingen op het Eiland van Schalkwijk; deze projecten zijn afhankelijk van het doorgaan van het project Sterke Veilige Lekdijk. Bij het haalbaarheidsonderzoek komen onder meer de volgende aspecten aan bod: de Visie Mobiliteit en Recreatie voor het Eiland van Schalkwijk, actualisatie Mobiliteitsvisie, beperken doorgaand verkeer op de Lekdijk en regionale afstemming.
Klimaatdoelstellingen/ windparken (Gewijzigd)
De uitstoot van broeikasgassen heeft als ongewenst effect de opwarming van de aarde. Dit heeft negatieve gevolgen voor mens, dier en de natuur. Daarnaast raken zonder ingrijpen de huidige energiebronnen uitgeput.
Op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau is beleid ontwikkeld om deze neerwaartse spiraal om te buigen. Op gemeentelijk niveau hebben wij de ambitie een duurzaam Houten in 2040: klimaat- en energieneutraal, aardgasvrij, klimaatproof met volop groen en water, gesloten kringlopen en natuurlijk materiaalgebruik. De inwoners en maatschappelijke organisaties worden met behulp van voorlichting en subsidies gestimuleerd om vorm te geven aan duurzaamheid.
Vlak voor het zomerreces van 2023 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Tijdelijke wet Klimaatfonds. Hiermee komt bijna 35 miljard euro beschikbaar voor klimaatmaatregelen zoals energie-infrastructuur, verduurzaming van woningen en maatschappelijke gebouwen en verduurzaming van de industrie. Medeoverheden, waaronder gemeenten, krijgen via een specifieke uitkering middelen voor de uitvoering van het klimaatbeleid. Dit is in ieder geval tot en met 2025 gegarandeerd. Structurele financiering vanaf 2026 is aan het volgende kabinet.
Voldoende financiële middelen en acceptatie/begrip vanuit de samenleving voor maatregelen bepalen het succes van de uitvoering. Goede participatie is daarin een belangrijk middel. Dit vraagt echter wel veel extra inzet en tijd.
De energietransitie vraagt van de hele maatschappij investeringen. Door de hoge energieprijzen vanaf 2022 is de aandacht voor verduurzaming gegroeid. De noodzaak tot energiebesparing werd breed gevoeld. Tegelijkertijd zorgen de hoge energieprijzen voor minder investeringscapaciteit bij huishoudens en bedrijven. De inzet van de rijksoverheid voor koopkracht, energiebesparing en -investeringen zullen erg bepalend zijn voor de mogelijkheden van individuele huishoudens om mee te kunnen doen in de energietransitie.
Op technisch vlak is het elektriciteitsnet reden voor zorg. In onze regio is netcongestie afgekondigd. Daardoor kunnen nieuwe grootschalige energieprojecten (zonnevelden, windparken, grote zonnedaken) op dit moment niet meer (direct) op het net aangesloten worden. Ook nieuwe grootverbruikersaansluitingen zijn nu (vrijwel) niet mogelijk. Netbeheerders hebben gewaarschuwd dat in de nabije toekomst mogelijk ook kleinverbruikersaansluitingen (woningen) met netcongestie geconfronteerd worden. Dit kan gevolgen hebben voor het tempo waarin grote opgaven, zoals de energietransitie en woningbouw, gerealiseerd kunnen worden. De netcongestie is naar verwachting pas aan het einde van dit decennium opgelost. Tot die tijd vraagt dit om creativiteit en innovatie om projecten te kunnen blijven realiseren.
Ten aanzien van de ingediende bezwaren tegen de windparken is de situatie als volgt:
In december 2022 heeft de gemeente nieuwe besluiten genomen over de Windparken Houten en Goyerbrug. Beide dossiers zijn (juridisch) complex en maatschappelijk en politiek zeer gevoelig. Daar komt bij dat de initiatiefnemer van Windpark Goyerbrug de gemeente aansprakelijk heeft gesteld voor vertragingsschade. Deze schade is (nog) niet gekwantificeerd. Vanuit de heroverweging van Windpark Goyerbrug heeft de raad een indruk van de orde van grootte van de financiële risico's rond dit windpark.
In 2023 is beroep aangetekend bij de rechtbank en de Raad van State tegen de besluiten over Windpark Houten en Windpark Goyerbrug. Op moment van schrijven moet voor beiden nog een zitting gepland worden. Er is zodoende niks te zeggen over de voorgang, laat staan over de uitkomsten. Deze procedures vragen veel ambtelijke inzet en externe (juridische) expertise. Daarmee is het niet alleen een juridisch en financieel-economisch risico, maar ook op het gebied van organisatie.
Spoortrillingen (Gewijzigd)
Inwoners van Houten ondervinden ernstige hinder van trillingen veroorzaakt door passerende (goederen) treinen. Deze situatie bestaat al vanaf 2009. In dat jaar werd de verdubbeling van het spoor door Houten (traject Utrecht-Geldermalsen) voltooid. Deze bewoners hebben sinds de spoorverdubbeling last van slapeloze nachten en stress en zitten met een onverkoopbare woning.
Op ambtelijk en bestuurlijk niveau hebben wij samen met alle betrokkenen partijen (vertegenwoordigers van het ministerie van IenW, ProRail en de bewoners) ons uiterste best gedaan om te komen tot een, voor de bewoners van de Vlierweg en Prins Willem-Alexanderweg en voor de gemeente, aanvaardbare oplossing. De oplossing is er. Alle partijen zijn het erover eens dat de beste manier om de trillingen te beperken een betonnen plaat of bak onder het spoor is.
Omdat de kosten voor deze oplossing erg hoog liggen, heeft het ministerie van IenW besloten om geen fysieke maatregelen te treffen. Deze uitkomst om geen maatregelen te treffen is voor ons, maar in de eerste plaats voor de betrokken bewoners, onaanvaardbaar. Mocht het ministerie van IenW in 2024 toch overgaan tot het nemen van maatregelen, dan zal zij mogelijk ook een financiële bijdrage vragen van de gemeente Houten.
Woningbouwopgave 2021- 2030 (Gewijzigd)
In december 2021 heeft de gemeenteraad de woningbouwopgave vastgesteld in de woonvisie 2021-2030. Hierin staat beschreven dat 4.750 extra woningen moeten worden gerealiseerd in de periode 2021- 2040.
Deze opgave wordt voortvarend opgepakt door middel van het Programma Bouwen voor Houten in samenspraak met de bewoners en we gebruiken de kernwaarden van Houten (Houtens DNA) als basis voor de toekomstige ontwikkelingen.
Op hoofdlijn is de ambitie om in de periode tussen 2023 en 2030 circa 2.000 woningen te ontwikkelen en toe voegen door middel van transitie en transformatie in de gebieden van Molenzoom, Centrum en Koppeling.
Tevens worden voorbereidingen gedaan om Houten-oost tot ontwikkeling te brengen. Hier kunnen nog circa 2.750 woningen worden gerealiseerd in de periode tot 2040.
Er is een planvoorraad tot en met 2025 van ongeveer 700 woningen.
De realisatie van de woningen in de periode 2023-2040 kan onder druk komen te staan doordat er onvoldoende locaties beschikbaar komen, bezwaren worden ingediend tegen planologische procedures en/of er onvoldoende budget en personele capaciteit beschikbaar is.
Financiën en risico’s (Ongewijzigd)
We zoeken voor de financiering van de (woningbouw)plannen aansluiting bij het Rijk (MIRT) en provincie voor gelden voor de infrastructuur en woningbouw. Hiervoor zijn aanvragen in gang gezet. Randvoorwaarde en risico hierbij is dat er voldoende betaalbare woningen moeten worden gebouwd (50% betaalbaar) om aanspraak te kunnen maken op deze gelden.
Bijkomende randvoorwaarde is cofinanciering door de gemeente van een deel van de investering.
Tevens moet structureel ingezet worden op kostenverhaal van binnenplanse- en bovenwijksekosten op de ontwikkelaars. Dit is een wettelijke verplichting, maar ook een noodzaak om de begeleiding van de plannen en de financiering van ruimtelijke investeringen te kunnen borgen.
Herijking gemeentefonds/verdelingssystematiek (Gewijzigd)
Met ingang van 2023 wordt het gemeentefonds op basis van een andere set van maatstaven verdeeld over de gemeenten; een groot aantal is vervallen, er zijn nieuwe gekomen en bij enkele is de definitie gewijzigd. Het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) had bij de meicirculaire 2022 berekend dat deze nieuwe verdeling Houten een nadeel van € 103 per inwoner zou opleveren. Voor de eerste jaren wordt een ingroeipad gehanteerd, waarbij het financiële effect gemaximeerd is op: € 7,50 (2023), € 22,50 (2024) en € 37,50 (2025) negatief per inwoner. Het verschil tussen het door het ministerie van BZK berekende effect en het ingroeipad compenseert het ministerie van BZK als extra inkomsten in het gemeentefonds. Het is niet duidelijk of dit na 2025 wordt voortgezet.
We zien nog verschillende onzekerheden in de nieuwe verdeling. We hebben nog geen ervaring met de ramingen van de nieuwe maatstaven en er is nog veel onduidelijkheid over de termijn en hoogte van compensatie door het ministerie van BZK in verband met het ingroeipad.
Ook de evaluatie van de nieuwe verdeling (“onderhoudsagenda”) brengt onzekerheden met zich mee. Deze wordt uiterlijk 2025 afgerond. Aan de hand hiervan kan het verdeelstelsel nog wijzigen. Ontwikkelingen worden gevolgd in de komende circulaires.
Jeugdhulp en Wmo (Gewijzigd)
De hoogte van de rijksvergoeding is ontoereikend. De jeugdhulp en Wmo zijn openeinderegelingen. De gemeente kan (en wil) geen cliënt weigeren omdat het budget ontoereikend is. Indien er sprake is van structurele tekorten op het budget voor jeugdhulp, dan komen op de lange termijn mogelijk de budgetten voor andere voorzieningen onder druk te staan.
Hoogte rijksvergoeding en Hervormingsagenda (Nieuw)
Hervorming jeugdhulpstelsel kan vertraging oplopen door de val van het Kabinet Rutte 4.
Na de decentralisatie in 2015 zijn de gemeenten vanaf 2019 in onderhandeling met het Rijk
om te komen tot goede financiële kaders voor de uitvoering van de Jeugdwet. De rijksvergoeding die gemeenten ontvangen voor jeugdhulp is namelijk onvoldoende om de kosten te dekken. De uitspraak
van de Commissie van Wijzen uit 2021 was hierin een doorbraak voor de Nederlandse gemeenten. Naast het vastleggen van de interbestuurlijke verhoudingen en de uitspraak dat gemeenten moeten worden gecompenseerd voor daadwerkelijke uitgaven, is toen vastgelegd dat er een agenda moet
komen om dit inhoudelijk te bewerkstelligen.
Dit mondfe uit in de Hervormingsagenda Jeugd, welke op 14 juni 2023 vastgesteld is in de algemene ledenvergadering van de VNG. Hierin zijn het Kabinet en de VNG overeengekomen dat het ingroei pad voor het geraamde besparingspotentieel verzacht wordt. Concreet houdt dit in dat het bedrag uit de hervormingsagenda voor de jaren 2023 t/m 2025 bevroren wordt (€ 374 miljoen landelijk). Daarnaast zijn de extra bezuiniging van de rijksoverheid die oorspronkelijk € 100 miljoen (landelijk) bedroeg voor 2024 en € 500 miljoen (landelijk) vanaf 2025 in de meicirculaire van dit jaar komen te vervallen.
Concrete voorbeelden van inhoudelijke hervormingen binnen het jeugdhulpstelsel zijn:
Hervorming | Verantwoordelijkheid |
---|---|
Onderscheid in de reikwijdte van de zorgplicht van gemeenten | Rijk |
Afbakening tussen jeugdhulp en de taak van het onderwijs | Rijk |
Ambulante jeugdhulp dient bij voorkeur in groepsverband gegeven te worden | Gemeenten |
Alleen jeugdhulp die effectief bewezen is, mag ingezet worden | Gemeenten |
Gemeenten dienen actief te sturen op de duur van een behandeltraject | Gemeenten |
Gemeenten dienen samen te werken in robuuste jeugdhulpregio’s | Rijk |
Gemeenten dienen te beschikken over een POH GGZ | Gemeenten |
Gemeenten dienen te beschikken over stevige lokale Sociale Teams | Gemeenten |
Jeugdigen verblijven zo min mogelijk in een instelling (residentieel) en bij voorkeur thuis | Rijk/ VNG/ Gemeenten |
Verbeteren van de organisatie en inkoop van specialistische jeugdzorg | Rijk |
Kwaliteitsverbetering en blijven leren | Nederlands jeugdinstituut |
Verbeteren inzicht in het functioneren van het jeugdstelsel met data en monitoring | Nederlands jeugdinstituut |
Onbekend is nog in welke mate de Hervormingsagenda vertraging oploopt door de val van het Kabinet Rutte 4.
Bouwleges (nieuw)
De tegenvallende inkomsten uit bouwleges 2023 worden veroorzaakt door het uitblijven van bouwplannen, vanwege duurdere bouwkosten en hogere hypotheekrente.
Niet uitgesloten is dat deze trend zich in 2024 voortzet o.a. vanwege mogelijke verminderde inkomsten uit bouwleges in verband met de invoering van de Wet Kwaliteitsborging.
Risico op kostenontwikkeling Essentiele Functies en Landelijk Transitiearrangement (Nieuw)
Het begrote budget voor uitgaven jeugdhulp is ontoereikend. De diensten van de Essentiële Functies en het Landelijke Transitiearrangement zijn bedoeld als hoog specialistische hulp voor jeugdigen met complexe problematiek. Doordat jongeren bij deze zorgvormen meestal ook verblijven in een instelling zijn de kosten zeer hoog. Het is van tevoren niet in te schatten hoeveel intensieve zorgtrajecten nodig zijn. Omdat de kosten voor jeugdhulp dus moeilijk te voorspellen zijn, zijn de geraamde uitgaven in de meerjarenbegroting 2024 en verder gebaseerd op de uitgaven in voorgaande jaren waarbij een index is toegepast.
Hogere kosten jeugdbescherming
Met ingang 1 januari 2024 worden naar verwachting twee landelijke ontwikkelingen doorgevoerd: een landelijk tarief voor jeugdbescherming en jeugdreclassering en een caseloadverlaging binnen de jeugdbescherming waardoor meer jeugdbeschermers nodig zijn. Er zijn op korte termijn geen beleidskeuzes mogelijk voor gemeenten omdat dit landelijke afspraken zijn en dit leidt mogelijk tot een financieel tekort voor alle gemeenten.
Risico op Wmo-openeinde-regelingen (in het bijzonder Woonvoorzieningen)(Gewijzigd)
Het begrote budget voor uitgaven Wmo is ontoereikend.
Evenals bij de jeugdhulp het geval is, is ook bij de Wmo sprake van een openeinderegeling. Indien een aanvrager voldoet aan de regels, dan kan hij/zij aanspraak maken op de voorziening, ongeacht of er nog budget beschikbaar is ten opzichte van het begrote bedrag. Door de onzekerheid over de mate waarin doelgroepen aanspraak maken op de regeling of gemaakte afspraken, maakt de financiële impact van dergelijke regelingen ongewis en lastig te kwantificeren. Bij bijvoorbeeld woonvoorzieningen kan het gaan om een aanvraag van een paar duizend euro maar ook om een aanvraag van honderdduizend euro. Omdat de kosten op dit onderdeel moeilijk te voorspellen zijn, zijn de geraamde uitgaven bedragen in de meerjarenbegroting 2023 en verder gebaseerd op de uitgaven in voorgaande jaren waarbij een index is toegepast.
Abonnementstarief huishoudelijke ondersteuning (Gewijzigd)
Abonnementstarief Wmo waaronder huishoudelijke hulp.
Met ingang van 1 januari 2019 heeft de rijksoverheid de systematiek en de hoogte van de eigen bijdrage gewijzigd. Indien een client zelfstandig woont, dan betaalt de client, ongeacht het aantal Wmo voorzieningen en de kosten hiervan, een maximale eigen bijdrage van € 19,- per maand (prijspeil 2022). Indien er sprake is van begeleid wonen, dan gelden andere regels voor de eigen bijdrage. Onderzoek heeft aangetoond dat de financiële gevolgen voor de gemeente (€ 226 miljoen) aanzienlijk groter zijn dan de compensatie van het rijk (€ 145 miljoen).
Als reactie hierop werkt het rijk aan de invoering van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor alle Wmo-voorzieningen die nu onder het abonnementstarief vallen. De oorspronkelijk voorgestelde maatregel betrof alleen een inkomensafhankelijke bijdrage voor huishoudelijke ondersteuning per 1 januari 2025. De nieuwe maatregel vraagt een wetswijziging en vergt een aanzienlijke implementatietijd waardoor de beoogde datum van inwerkingtreding op 1 januari 2026 is gesteld. De aanpassing moet vanaf 2026 een besparing opleveren. Zodra hier meer over bekend is zullen wij de financiële effecten vertalen naar de begroting.
Stichting Sociaal Team Houten (Gewijzigd)
De meerjarenbegroting van de SSTH laat een oplopend tekort zien ten opzichte van de budgetten voor de SSTH in onze gemeentebegroting. We zijn in gesprek met de Stichting om te komen tot een structurele oplossing van deze ontwikkeling zodat de dienstverlening aan inwoners op peil blijft.
Voor 2023 is de Stichting Sociaal Team Houten erin geslaagd om tot een sluitende begroting te komen. Salarisontwikkelingen – medewerkers groeien in hun schaal – en indexering van de lonen zijn niet meegenomen in het budget dat het Sociaal Team ontvangt voor het uitvoeren van haar taken. De Stichting verwacht een tekort van € 130.000 op de begroting van 2024.
We zijn in gesprek met de Stichting om te komen tot een structurele oplossing. Deze gesprekken leiden tot een collegebesluit vóór de zomer zodat de uitkomst in de begroting 2024 kan worden meegenomen.
Zowel ambtelijk als bestuurlijk bestaat de wens om zicht te krijgen over de kosten van de PIJOFACH taken die de gemeente voor de Stichting uitvoert. Op basis van dit zicht volgt een besluit om deze kosten al dan niet bij de Stichting in rekening te brengen. Om te voorkomen dat de dienstverlening aan de inwoners ernstig onder druk komen te staan, zal de Stichting hiervoor gecompenseerd moeten worden.
Bestrijding eikenprocessierups (Gewijzigd)
De brandhaartjes die de rupsen loslaten veroorzaken jeuk, oogklachten en benauwdheid waardoor dit een volksgezondheidsprobleem is. Als boombeheerder kunnen we aansprakelijk gesteld worden wanneer niet aan de wettelijke zorgplicht wordt voldaan. De eikenprocessierups is de afgelopen jaren effectief bestreden. Het aantal nesten en de verspreiding ervan neemt daarom af. Het gevaar van de eikenprocessierups is echter nog niet verdwenen. Door de afname heeft de provincie Utrecht ervoor gekozen de rupsen dit jaar niet meer preventief te bestrijden. Alleen daar waar de rups in aanraking kan komen met voorbijgangers, haalt de provincie de nesten weg. Bekeken wordt of Houten deze aanpak ook gaat volgen.
Aanbestedingen(Gewijzigd)
De afgelopen jaren hebben we te maken gehad met forse kostenstijgingen van energie, arbeid, materialen en ook met kostenstijging door een hogere rente. De kosten van energie zijn inmiddels weer wat gedaald. Onduidelijk is nog hoe één en ander zich de komende tijd gaat ontwikkelen.
De klimaatverandering is ook van invloed op de kosten omdat hierdoor het groeiseizoen langer wordt. Deze verschillende factoren kunnen van invloed zijn op toekomstige aanbestedingen. Wanneer het gaat om het weer vernieuwen van een meerjarige opdracht, dan kan de gemeente te maken krijgen met fors hogere kosten.
Opschalingskorting gemeentefonds (Ongewijzigd)
De omvang van het gemeentefonds wordt beïnvloed door de zogenaamde opschalingskorting. Deze opschalingskorting is gebaseerd op een geplande grootschalige herindelingsoperatie. Dit moest leiden tot besparingen als gevolg van schaalvoordelen, vermindering van toezicht, vereenvoudiging van regelgeving en minder dubbeling van taken. De herindelingsoperatie is wegens onvoldoende draagvlak afgeblazen, maar het kabinet houdt nog wel vast aan de opschalingskorting. In de meicirculaire 2022 heeft het Rijk de oploop van de korting voor de jaren 2023 t/m 2025 geschrapt. In 2026 is weer de volledige korting van kracht (landelijk 975 miljoen).
Transitie Recreatieschap Stichtse Groenlanden (Gewijzigd)
Tot 1 januari 2023 verzorgde Recreatieschap Midden Nederland (RMN) het feitelijke beheer en onderhoud van de recreatieterreinen voor Recreatieschap Stichtse Groenlanden (SGL). De gemeente Houten heeft hiervoor met 8 andere gemeenten en de provincie een gemeenschappelijke regeling met SGL. Als onderdeel van de transitie van SGL is RMN opgeheven en heeft Staatsbosbeheer (SBB) de werkzaamheden van RMN overgenomen. Voor deze transitie zijn afspraken gemaakt over de kosten die SBB in rekening brengt voor 2023 en 2024 en hoe wordt omgegaan met het personeel dat van RMN.
Een half jaar na de transitie zijn grote stappen gezet is deze nieuwe samenwerking. Het personeel van RMN is overgegaan naar SBB (en dat is goed verlopen) en de eerste (financiële) rapportages zijn opgeleverd door SBB. De nieuwe samenwerking verloopt goed, er is veelvuldig (goed) overleg en aanloopproblemen met de planning van het opleveren van stukken zijn naar voren gekomen en opgelost. Volgende stappen om te komen tot een beter inzicht in hoe de samenwerking na 2024 gaat verlopen en welke financiële consequenties dat voor de deelnemers heeft, staan het tweede deel van 2023 op de agenda. De eerst stappen zijn gezet, waarbij nog vele gezet moeten worden. Medio 2023 is er nog geen inzicht in de financiële consequenties voor na 2024.
Komend jaar zullen de kosten voor de deelnemers in de gemeenschappelijke regelen met SGL gelijk zijn (wel met indexatie). In 2024 zal SBB inzicht geven in de kosten voor het beheer en onderhoud en ook voor groot onderhoud en vervanging. Dit moet eind 2024 in beeld zijn. Daarbij worden ook afspraken gemaakt over het onderhoudsniveau dat de deelnemers nastreven wat ook invloed heeft op de kosten.
Omgevingswet (Gewijzigd)
In de omgevingswet worden 26 huidige wetten over onder meer milieu ruimtelijke ordening, natuur, water en bouwen samengevoegd. Naast samenvoegingen van wetten worden 60 Algemene Maatregelen van Bestuur teruggebracht naar vier en 75 ministeriële regelingen naar één Omgevingsregeling.
Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. Zodat het straks bijvoorbeeld makkelijker is om bouwprojecten te starten. De inwerkingtreding is op 1 januari 2024.
De invoering van de nieuwe omgevingswet vergt het nodige van onze organisatie. Daarnaast moet er voldoende budget en personele capaciteit beschikbaar zijn. Het personeel moet worden bijgeschoold en de benodigde software moet operationeel kunnen draaien.
In financiële zin heeft de invoering van de omgevingswet zowel incidenteel als structurele gevolgen.
In twee stappen heeft de raad voor de invoering van de omgevingswet een incidenteel budget beschikbaar gesteld van € 2,2 miljoen en een aanvulling daarop voor de periode 2023-2026 van € 2,5 miljoen voor de verdere implementatie van de Omgevingswet en het opstellen van de Omgevingsvisie en Omgevingsplan. Met het slim inregelen van Omgevingsvisie en -plan kunnen de structurele financiële gevolgen van de Omgevingswet mogelijk beperkt worden.
De effecten van de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging (Wkb) op onder andere op inkomsten uit bouwleges en personeel zijn nu lastig te kwantificeren omdat deze afhankelijk zijn van nog te maken beleidskeuzes. De uitkomsten van de gesprekken tussen de VNG en het Rijk over mogelijke financiële compensatie zijn bij het opstellen van deze begroting nog onbekend. Op zijn vroegst zijn deze financiële effecten te zien in 2024.
In deze raadsperiode worden de diverse beleidskeuzes (inclusief bijbehorende dekking) aan het college en raad voorgelegd, waarbij in beeld wordt gebracht in hoeverre de structurele financiële effecten van Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging beperkt kunnen worden door slim inregelen van omgevingsvisie en omgevingsplan, in rekening brengen van nieuwe vormen van vooroverleg of toetsing van initiatieven, inzet op het gebied van andere beleidsterreinen zoals duurzaamheid. Deze keuzes moeten nog verder worden uitgewerkt.
Hoewel in het bestuursakkoord Omgevingswet met het Rijk uit 2016 is overeengekomen dat de implementatie voor decentrale overheden budgetneutraal zou moeten zijn, is dit op moment van schrijven geenszins zeker en is de ambtelijke inschatting dat niet het geval zal zijn. Voor de incidentele implementatiekosten zou de gemeente Houten gecompenseerd worden met uitkeringen in de jaren 2023, 2024 en 2025. Dit lijkt nu slecht deels te gebeuren. Belangrijker nog is de compensatie vanuit het Rijk voor de structurele bijkomende lasten, onderhandelingen tussen VNG en Rijk hierover verlopen stroef en er is nog geen zicht op een akkoord. Het implementeren van de Omgevingswet en het werken met het nieuwe stelsel van de wet vanaf 1 januari 2024, vraagt een stevige inspanning van de organisatie die niet zonder meer inpasbaar is. Hoewel wij ons tot het uiterste zullen inspannen om dit te voorkomen, kan dit gevolgen krijgen voor het niveau van onze dienstverlening.
Opvang en integratie statushouders/ Wet inburgering (Ongewijzigd)
Op 1 januari 2022 is de Wet inburgering in werking getreden. Van het Rijk wordt een vergoeding ontvangen voor de invoerings- en uitvoeringskosten. Gemeenten ontvangen de middelen voor statushouders in één keer voor de gehele inburgeringsperiode van 3 jaar. In 2023 hebben we meer middelen dan dat er uitgaven zijn geraamd. Daarbij is rekening gehouden met de inzet van middelen voor 3 jaar. Middelen die niet zijn uitgegeven worden daarom overgeheveld naar het volgende jaar. In de komende jaren zal duidelijk worden in hoeverre de rijksvergoeding voldoende is om de kosten over een periode van 3 jaar te dekken.
Huisvesting statushouders (Gewijzigd)
De locatie Essenkade 2 is niet haalbaar gebleken om flexwoningen te realiseren. Projectontwikkeling is gaande voor een alternatief plan voor onder andere het huisvesten van statushouders.
Stapeling ambities m.b.t. de woningmarkt (Ongewijzigd)
Bij woningbouw in Houten zijn kwaliteitseisen altijd een gegeven. Eisen rond verduurzaming richting energieneutraliteit (even veel opwekking als verbruik) en toevoeging van betaalbare woningen (dat is: voor lagere en middeninkomens) komen hierbij. Ondertussen zijn er ook onzekerheden als gevolg van steeds stijgende bouwkosten en stijging van de hypotheekrente. Dit heeft gevolgen voor het sentiment in de markt waardoor woningbouwprojecten kunnen vertragen.
Opvang asielzoekers en andere crises (Gewijzigd)
Gezien het huidige verloop van de Russische invasie in Oekraïne is de verwachting dat veel vluchtelingen uit Oekraïne niet op korte termijn terugkeren en de instroom gestaag blijft voortduren. Bij een escalatie van de oorlog, kan dit zelfs exponentieel toenemen met impact op de gemeente Houten.
Dat geldt in bepaalde mate ook voor de reguliere vluchtelingenstroom. De kosten worden veelal door het Rijk vergoed. Echter, de inzet van eigen mensen bij deze taken kan leiden tot vertraging op andere dossiers.
Uitkomst Cao-onderhandelingen (Gewijzigd)
Het overleg tussen de VNG en de vakbonden over een nieuwe cao per 1 januari 2024 start eind september 2023. Het ligt in de lijn der verwachting dat de focus in de gesprekken tussen de betrokken partijen niet alleen ligt op het loon. Er zal over een breder pakket aan arbeidsvoorwaarden gesproken worden. De verwachting is wel dat een loonsverhoging ook aan de orde is. De hoogte van de impact op de financiën is op dit moment onzeker.
2. Organisatie
Krappe arbeidsmarkt (Gewijzigd)
In 2022 heeft de krapte op de arbeidsmarkt alle records gebroken. Nog nooit hadden werkgevers sinds de jaren ’70 zoveel moeite om aan personeel te komen. Hoewel het beeld in 2023 iets is genuanceerd, is de verwachting van o.a. de SER en het UWV dat de krapte op de arbeidsmarkt nog decennia aanhoudt. Een belangrijke oorzaak daarvan is de vergrijzing.
Als werkgever merkt de gemeente Houten de effecten van de krappe arbeidsmarkt. Het vraagt meer inspanning om de juiste mensen aan de organisatie te binden en voor onze organisatie te behouden. De krappe arbeidsmarkt maakt de bezetting van de organisatie meer onzeker dan in het verleden. Een goed bemenste organisatie is cruciaal voor de continuïteit van onze dienstverlening aan de inwoners, partners en ondernemers en voor goed werkgeverschap naar onze huidige medewerkers.
In 2023 wordt een arbeidsmarktbeleid opgesteld, waarin staat beschreven hoe de organisatie de komende jaren wil inspelen op de arbeidsmarktproblematiek. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de modernisering van onze arbeidsmarktcommunicatie. In de tussentijd staan we niet stil en gaat veel aandacht uit naar het succesvol doorlopen van de werving- en selectieprocedures. Ook blijven we investeren in goed werkgeverschap, o.a. door aandacht te hebben voor een goede onboarding, te zorgen voor een prettige uitdagende werkomgeving en werkklimaat, voldoende ontwikkel- en doorgroeimogelijkheden en een goede werk-privé balans.
De financiële vertaling van het arbeidsmarktbeleid wordt ingebracht in de Perspectiefnota 2025. Gedurende 2024 wordt via de P&C cyclus, met de bestuursrapportages, vinger aan de pols gehouden over de beschikbare budgetten voor werving en selectie..
Onderhoudsronde functiewaarderingssysteem HR21 (Ongewijzigd)
Jaarlijks vindt er een zogenaamde onderhoudsronde HR21 plaats. Hierbij wordt gekeken of er functies zijn die inhoudelijke dermate zijn veranderd dat de huidige HR21-indeling niet meer passend is. Ook kan er sprake zijn van nieuwe functies die moeten worden gewaardeerd. De uitkomst van deze onderhoudsronde kan structurele effecten hebben voor de meerjarenbegroting.
Vitaliteit (Gewijzigd)
Ter ondersteuning van de maatregelen die wij treffen in het kader van de vitaliteit binnen de organisatie, staat in de begroting een tijdelijk werkbudget opgenomen tot en met 2026. Dit vitaliteitsbudget omvat vier aandachtsgebieden:
- De bekostiging van het vernieuwen van onze arbeidsmarktbenadering;
- Het dekken van dubbele salarislasten voor de warme overdracht van taken als gevolg van de toegenomen uitstroom wegens pensionering;
- De kosten van maatregelen ten behoeve van de uitoefening van fysiek belastende werkzaamheden;
- De kosten voor het ontwikkelen van maatregelen/instrumentarium gericht op vitaliteitsbevordering binnen de verschillende HR-onderdelen (Arbo, arbeidsvoorwaardenpakket, leren en ontwikkelen).
De onzekerheden die wij zien bij het niet – of slechts ten dele – kunnen benutten van dit budget, hebben grote gevolgen voor zowel de noodzakelijke aandacht voor de fysieke en mentale fitheid van ons personeel, als voor de vitaliteit van de organisatie als geheel. Wanneer niet tijdig kan worden geanticipeerd op de te verwachten uitstroom als gevolg van pensionering, zal onvoldoende sprake kunnen zijn van een goede overdracht van inhoudelijke kennis en ervaring. Het ontbreken van de noodzakelijke slagvaardigheid in onze benadering van de alsmaar krapper wordende arbeidsmarkt, zal consequenties hebben voor de vervulling van vacatures en daarmee van invloed zijn op het niveau en de doorlooptijden van onze dienstverlening en tot verdere verhoging van de werkdruk leiden. Daarbij zal de noodzaak om over te gaan tot het extra inhuren van tijdelijk personeel alleen maar verder toenemen.
Wanneer bovendien onvoldoende kan worden geïnvesteerd in de persoonlijke ontwikkeling van het zittende personeel, het aantrekkelijker maken van ons arbeidsvoorwaardenpakket en het nemen van maatregelen voor het verlichten van fysiek zware taken, dan kan dit leiden tot verminderde binding met de organisatie en verhoging van het ziekteverzuim.
Zoals beschreven beschikken we over een tijdelijk werkbudget. De verwachting is echter dat het thema Vitaliteit voor de lange termijn om aandacht zal vragen. Het opnemen van een structureel budget in de begroting vanaf 2027 zal derhalve essentieel zijn om de zorg voor een vitale organisatie te kunnen waarborgen.
Wegvallen werkzaamheden met betrekking tot rijbewijzen (Gewijzigd)
De Rijksdienst voor het Wegverkeer is een pilot gestart met een dertigtal gemeenten waarin de inwoners van die gemeenten geen aanvragen verlengingen rijbewijzen meer bij de gemeente indienen, maar digitaal. De pasfoto wordt direct door de fotograaf digitaal ingezonden naar de RDW en de betaling gaat tevens digitaal. Daardoor bestaat onzekerheid of het verstrekken van rijbewijzen in de toekomst nog onderdeel blijft uitmaken van onze productenlijst. Als dit aan de orde komt, wordt het effect daarvan in beeld gebracht.
Sinds oktober 2021 neemt de gemeente Houten deel aan het project DAR (Digitaal Aanvragen Rijbewijs).
De mogelijkheid om digitaal een rijbewijs aan te vragen geldt op dit moment alléén voor verlenging van rijbewijzen.
Wetgeving voor digitaal aanvragen rijbewijs wordt aangepast (uiterlijk 10-10-2024 inwerkingtreding).
Tot die tijd geldt de huidige experimenteerbepaling.
In de eerste maanden van 2023 (tot en met april) is het percentage digitaal aangevraagde rijbewijzen niet gestegen ten opzichte van de start met de pilot.
Het percentage digitaal aangevraagde rijbewijzen is de eerste 4 maanden van 2023 28% van het totaal aangevraagde rijbewijzen in die periode. DAR is een aanvulling op de dienstverlening van de gemeente.
Het lijkt erop dat het percentage stabiliseert. De pilotperiode loopt tot uiterlijk oktober 2024. Voor een digitaal aangevraagd rijbewijs ontvangen we € 19,95 t.o.v. € 34,95 voor een fysiek aangevraagd rijbewijs. Dit kan een inkomstenvermindering betekenen van € 15 per rijbewijs op 30 % van de omzet gemeentelijke leges.
De deelname aan de pilot wordt na afloop geëvalueerd. Bij inwerking treden van de wet moet de begroting hierop aangepast worden. Mogelijk zijn er dan ook meer of andere kosten mee gemoeid.
Volwassenheid informatievoorziening (Ongewijzigd)
Uit onderzoek is gebleken dat het volwassenheidsniveau van onze informatievoorziening zich bevindt op niveau 1 op een schaal van 1 t/m 5. Om een goede dienstverlening te kunnen bieden is een volwassenheidsniveau van minimaal 3 nodig en bij uitbesteding van het datacentrum niveau 4. Om dit mogelijk te maken is een uitbreiding van de formatie onontkoombaar. Tevens is een kanteling nodig van zelf uitvoeren naar regisseren. Gezien het belang van ICT in alle processen van de gemeente, is het wenselijk om de rol van CIO (Chief Information Officer) als onderdeel van de directie vorm te geven.
3. Juridisch
Bezwaar-en beroepsprocedures (Gewijzigd)
Ook als een primair besluit en de beslissing op bezwaar zorgvuldig zijn afgehandeld, hebben belanghebbenden een wettelijk recht om in bezwaar of beroep gaan. Risico betreft het opnieuw beoordelen en zo nodig een nieuw besluit nemen. Bij beroep kan de gemeente veroordeeld worden in de proces- en griffiekosten. Als het een politiek gevoelig dossier betreft kan er naast een financieel effect ook sprake zijn van imagoschade. Bij ingewikkelde juridische dossiers bestaat bovendien de kans dat niet binnen de wettelijke termijnen een beslissing (op bezwaar) kan worden genomen, hiertoe kunnen belanghebbenden een ingebrekestelling indienen en bestaat de kans op het verbeuren van een dwangsom. We zien een toename van procedures. Dit leidt tot aanzienlijk meer werk, zodat inhuur van personeel noodzakelijk is.
Nieuwe ICT wet- en regelgeving (Nieuw)
De nieuwe Network and Information Systems Directive (NIS2-richtlijn) kan van invloed zijn op de manier waarop gemeenten hun informatiebeveiliging moeten regelen. De richtlijn is sinds begin 2023 van kracht. EU-lidstaten zijn verplicht deze uiterlijk 17 oktober 2024 in nationale wetgeving om te zetten. Dan wordt duidelijk wat dit gaat betekenen voor lokale overheden.
4. Imago
Klachtprocedures (Ongewijzigd)
Onjuiste bejegening van inwoners kan tot een klacht leiden. Belangrijk is dat de klacht op een zorgvuldige wijze afgehandeld wordt. Zo niet, dan kan dit leiden tot imagoschade. Maar ook als de klacht gegrond verklaard wordt of als de klager het niet eens is met de afhandeling van de klacht.
Social media (Ongewijzigd)
Communicatie via social media wordt steeds belangrijker en inwoners vinden dat de gemeente hierop actief moet zijn. Vooral bij crisis en calamiteiten maar ook bij minder dringende maar voor inwoners wel belangrijke zaken. Als de gemeente onvoldoende aanwezig is en niet snel en adequaat reageert, loopt zij het risico op imagoschade.
5. Verbonden partijen
Een aantal gemeentelijke taken voert Houten niet meer zelf uit maar tezamen met andere gemeenten in een Gemeenschappelijke Regeling of andere samenwerkingsvorm. De risico’s die hiermee te maken hebben, zijn voor iedere verbonden partij beschreven in de paragraaf ‘Verbonden partijen’. Gemakshalve verwijzen we hiernaar. Ons beleid over de sturing op financiële risico’s bij verbonden partijen is uitgewerkt in de nota Verbonden partijen.
Deelnemende gemeenten zijn gezamenlijk aansprakelijk voor ontstane tekorten in enig jaar en dragen gezamenlijk bij aan de aanwezige schulden bij faillissement of liquidatie. Daarnaast blijft de gemeente verplicht adequaat uitvoering te geven aan de wettelijke taken.
3b. Kwantitatieve risico's
De kwantitatieve risico's zijn relevant voor het bepalen van de ratio van het weerstandsvermogen. Zoals in de inleiding gezegd, dit zijn risico's waarvan de financiële gevolgschade kan worden gekwantificeerd.
De recentste weergave van deze risico's is geweest bij de jaarrekening 2022 (medio juni 2023). In de begroting 2024 zijn deze risico's geactualiseerd. Onderstaande tabel laat de huidige stand van zaken zien. Ieder risico wordt kort beschreven, met oorza(a)k(en) en gevolg en beheersmaatregelen die we kunnen inzetten om deze risico's zoveel mogelijk te beperken. De gemiddelde kansinschatting dat het risico zich voordoet vermenigvuldigd met de mogelijke financiële omvang geeft een waardering van de mogelijke gevolgschade van ieder risico aan.
Risico + omschrijving | Oorzaak | Gevolg | Beheersmaatregelen | Gebied | Categorie | Kans | Omvang | Gevolgschade |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Cyberaanval. Hackers zijn continue op zoek naar manieren om ons ICT-netwerk binnen te dringen. | Ransomware aanvallen zijn financieel aantrekkelijk voor aanvallers. | Digitale gegevens zijn niet meer beschikbaar en worden pas vrijgegeven na het betalen van losgeld (ransom). Daarnaast kunnen deze gegevens in handen komen van onbevoegden. | 1. Implementatie van de baseline informatiebeveiliging overheid (BIO). | ICT | Informatie / organisatorisch / financieel | 20-40% * | ≥ €2.500.000 < €4.500.000 | € 1.050.000 |
Schimmelziekte 'essentaksterfte '. Deze agressieve ziekte tast de essen in Houten (4.000-5.000 bomen, vooral langs fietspaden) aan, waardoor zij afsterven. Vanuit de Visual Tree Assessment (VTA) blijkt dat de ziekte het laatste jaar wel lijkt te stabiliseren/verminderen. | De essentaksterfte komt door monocultuur en klimaatverandering. | Conditie en vitaliteit gaan achteruit kroongedeeltes sterven af of de boom gaat dood. Aantasting van het straatbeeld en het ecosysteem (als grotere bomen uitvallen) en waardevermindering van de bomen. De exacte waardevermindering van bomen of het gehele bomenbestand van essen kan via i-Tree worden berekend. Groen, voornamelijk bomen, is de enige asset die in waarde vermindert zonder afschrijving. | Bij vervangen van de essen die conform de VTA onveilig zijn het realiseren van een nieuwe duurzame en kwalitatief hoogwaardige beplanting conform het bomenbeleid. | Openbare ruimte | Overig | 61-80% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 210.000 |
Stormschade . | Afhankelijk van het weer. | Er waaien bomen om, eventueel met vervolgschade aan omliggende objecten. Zie de recentelijke storm van 5-7-2023 met windstoten tot wel 140 kilometer per uur. In de gemeente Haarlem was de schade enkele tonnen groot. | Jaarlijks risicobomen inventariseren en verwijderen. Na een storm: schade herstellen, bomen herplanten conform de richtlijnen van het bomenbeleid. | Openbare ruimte | Financieel / economisch | 61-80% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 210.000 |
Onevenredige stijging bijdragen gemeenschappelijke regelingen. Het risico dat deze bijdragen (minder) sterker stijgen dan de in de begrotingsrichtlijnen toegepaste indexering voor prijsontwikkeling. | De gemeenschappelijke regelingen hanteren in hun kadernota's hun eigen systematiek voor prijs- en loonontwikkeling. | Een financieel effect als gevolg van de beide toegepaste systematieken. | Bij de bespreking van de kadernota's in het algemeen bestuur is dit onderwerp van gesprek. Echter, op basis van art. 194 Gemeentewet is de gemeente verplicht om de bijdrage, op basis van de begroting van de gemeenschappelijke regeling, in haar eigen begroting te verwerken. | Regionale samenwerking | Financieel / economisch | 61 - 80% | € 0 - € 350.000 | € 122.500 |
Geen aflossing op verstrekte leningen / effectuering verleende garanties. Van verstrekte leningen of garanties bestaat het risico dat een organisatie niet aan haar aflossingsverplichting kan voldoen. | De gemeente verstrekt leningen en garanties aan diverse verenigingen, stichtingen of organisaties met een publiek belang(€ 2,9 miljoen). | Organisaties voldoen niet aan hun verplichtingen voldoen. | - Beleidsregels leningen en garanties - incidentele controle jaarverslagen van organisaties | Financieel | Financieel / economisch | 0-20% | ≥ €500.000 < €1 mln | € 75.000 |
Verschillende concrete risico's voor het groen door klimaatverandering, namelijk: meer waterplanten, meer drogere periodes en een langer groeiseizoen. | Klimaatverandering | Meer waterplanten: klachten van vissers en klachten i.v.m beeldkwaliteit en niet kunnen varen. Meer drogere periodes: meer uitval van beplanting en meer ureninzet om water te geven. Langer groeiseizoen: meer onkruidgroei, gras groeit langer, korter plant- en snoeiseizoen. | Meer waterplanten: Locaties zoals Kooikersplas en Imkersplas, sloten op het Rond extra schonen. (2 rondes i.p.v 1). Meer drogere periodes: meer water geven en vochtvasthoudende grond gebruiken bij aanplant. Langer groeiseizoen: eerder en later grasmaaien en onkruid wieden en -bestrijden. Meer gebruik maken van inhuur om werkzaamheden in een kortere periode af te krijgen. Algemeen: Gebruik van planten die nu nog niet inheems zijn, maar dat wel gaan worden omdat het warmer en droger wordt. Hierdoor zullen we de plantkeuzes gedeeltelijk aan moeten passen naar planten die meer tegen hitte en droogte kunnen. | Openbare ruimte | Financieel / economisch/ gezondheid | 61-80% | ≥ €50.000 < €100.000 | € 52.500 |
Gelimiteerde achtervang bij het WSW voor verstrekte renteloze leningen aan woningbouwcorporaties . De zekerheidsstructuur in de volkshuisvesting is in 3 lagen verdeeld, primair het eigen vermogen van de rentederving (=omslagrente) op dit bedrag in verband met het verstrekken van renteloze leningen van de woningcorporaties en secundair het vermogen van het WSW. De tertiaire zekerheid is de achtervangpositie van Rijk en gemeenten. Hierbij is 50% voor rekening van het Rijk, 25% voor de schadegemeente en 25% voor alle deelnemende gemeenten gezamenlijk. Het risico dat de gemeente Houten loopt betreft de rentederving (1,5%) op dit bedrag in verband met het verstrekken van renteloze leningen. Voor de gemeente Houten gaat het om een totaalbedrag van€ 85 miljoen aan uitgezette leningen. | Door landelijke maatregelen bestaat de kans dat de financiële situatie van woningcorporaties verslechtert waardoor zij niet meer aan hun rente- en aflossingsverplichtingen kunnen voldoen. | De kans dat de gemeente een renteloze lening aan WSW moet verstrekken voor het uitgezette bedrag aan leningen aan woningbouwcorporaties. Dit kost de gemeente rente. Het risico is afhankelijk van de hoogte van de marktrente. | Geen beheersmaatregelen | Stadsvernieuwing en woningbouw | Financieel / economisch | 0-20% | ≥ € 1 mln | € 50.000 |
Datalek. Onbevoegden hebben toegang tot privacygevoelige gegevens. | 1. Onvoldoende beveiliging van privacygevoelige gegevens | Onbevoegden hebben toegang tot privacygevoelige gegevens. Het datalek moet worden gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens, en bij hoog risico voor betrokkenen ook aan personen wiens gegevens gelekt zijn. De Autoriteit Persoonsgegevens kan een onderzoek instellen naar de oorzaak van het datalek. | 1. D.m.v. privacy impact assessments wordt bepaald voor welke informatiesystemen extra beveiligingsmaatregelen benodigd zijn. | Privacy | Informatie / organisatorisch | 20-40% | € 200.000 | € 30.000 |
Schade op wegen van dijken . Bij wegen op dijken met een waterkerende functie ontstaat regelmatig schade. | Deze schade heeft te maken met de hoeveelheid transportbewegingen en slappe bermen door onder andere de weersinvloeden. Diepe sporen langs de verharding maakt ook dat er randschade ontstaat doordat het aanvullen met menggranulaat niet is toegestaan en de financiële middelen ontoereikend zijn om de bermen op een andere manier te verharden. | Mogelijk moeten juridische procedures worden gestart. | Er zijn geen beheersmaatregelen mogelijk omdat het onbeïnvloedbaar is. | Wegenbeheer | Juridisch / aansprakelijk | 0-20% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 30.000 |
Negatieve impact van de weersveranderingen op de beheersaspecten van wegen. Warme/droge zomers zorgen voor extra scheurvorming en/of spatten in het asfalt. In de meest extreme gevallen kan het zelfs leiden tot grondwaterdaling waarbij ongelijkmatige zetting op kan treden wat gevolgen heeft voor grote delen van de weg. | Klimaatverandering. Heeft niet alleen een impact op wegen. Flora en Fauna en huizen welke op staal gefundeerd zijn krijgen hier ook mee te maken. | Toename van de uitgaven op wegen. Proactief werkzaamheden uitvoeren is met de huidige stand der techniek (nog) niet mogelijk. | Er zijn geen beheersmaatregelen mogelijk. | Wegbeheer | Financieel / economisch | 0-20% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 30.000 |
Aantasting stabiliteit oevers . Vele kilometers oevers van watergangen die parallel lopen aan wegen zijn niet geschoeid. Afhankelijk van de grondsamenstelling, hoogte-breedte verhouding, begroeiing, drukbelasting en vochthuishouding blijven de oevers intact of bezwijken als gevolg van droogte, gravende Amerikaanse rivierkreeften en zwaarder wordend (landbouw)verkeer. | Door onder andere klimaatverandering (lange tijd droog), zwaarder wordend (landbouw)verkeer en exotische waterfauna (Amerikaanse rivierkreeft) neemt de kans dat de oevers afkalven of verzakken toe. | Afkalvende of verzakkende oevers waardoor schade ontstaat aan de naastgelegen weg. | Ernstige schade zal hersteld moeten worden of voorkomen kunnen worden door een oeverbescherming (beschoeiing). Het is moeilijk te voorspellen op welke schaal zich dit gaat voordoen en wat de herstelkosten dan zullen zijn. Om alle oevers waar dit risico zich voordoet te beschermen is een bedrag van ca. € 5 miljoen nodig. | Wegbeheer | Financieel / economisch | 20-40% | ≥ €25.000 < €75.000 | € 15.000 |
Totale omvang gekwantificeerde risico's (= benodigde weerstandscapaciteit): | € 1.875.000 | |||||||
Totaal aantal risico's: | 11 |
* Als er zich een cyberaanval voor doet is de kans tussen de 20-40% aanwezig dat er een gevolgschade plaats kan vinden.
Een dergelijke actualisatie van de risico's geeft een dynamisch risicobestand. Dit leidt tot onderstaande matrix voor de gekwantificeerde risico's.
Toelichting bij de matrix:
Het risico wordt berekend door de gemiddelde kans dat het risico zich voordoet te vermenigvuldigen met het gemiddelde financiële effect van het risico. In de bovenstaande matrix wordt het aantal risico’s weergegeven dat is gedefinieerd met dezelfde risico-score. De kleuren in de matrix zijn gerelateerd aan de risicoscore en geven de urgentie aan en de mate van bestuurlijke / politieke relevantie. De kleuren lopen op met de urgentie op:
- groen
- geel
- oranje
- rood.
4. Conclusie Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen beoordelen we aan de hand van de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit. Deze relatie wordt de ratio weerstandsvermogen genoemd.
De ratio gebaseerd op de actuele informatie bij deze begroting komt uit op:
ratio weerstandsvermogen = | beschikbare weerstandscapaciteit | = | € 12.333.000 | = 6,6 |
---|---|---|---|---|
kwantificering van de risico's 2024 | € 1.875.000 |
De omvang van de ratio is daarmee volgens de gestelde normen uit de nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen te kwalificeren als "Uitstekend".
In de door de raad in december 2014 vastgestelde nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen Algemene Dienst is de ondergrens voor de ratio van het weerstandsvermogen vastgesteld op 1,0
Dat betekent dat de beschikbare weerstandscapaciteit precies voldoende is om de risico’s financieel af te dekken. Er is geen norm voor de bovengrens voorgesteld. Het gevolg hiervan is dat bij een hoge ratio van het weerstandsvermogen (veroorzaakt door een laagrisicoprofiel) meer middelen beschikbaar blijven binnen de eigen vermogenspositie van de gemeente voor onvoorziene uitgaven.
5. Geprognosticeerde balansen 2023-2027 inclusief balans 2022 conform Jaarrekening 2022
bedragen x € 1.000 | |||||||||||||
Activa | 31-12-2022 | 31-12-2023 | 31-12-2024 | 31-12-2025 | 31-12-2026 | 31-12-2027 | Passiva | 31-12-2022 | 31-12-2023 | 31-12-2024 | 31-12-2025 | 31-12-2026 | 31-12-2027 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vaste activa | Vaste passiva | ||||||||||||
Materiële vaste activa | 116.854 | 115.725 | 115.725 | 115.725 | 115.725 | 115.725 | Voorzieningen | 13.318 | 13.099 | 11.508 | 11.198 | 10.263 | 9.058 |
Immateriële vaste activa | 2.877 | 2.866 | 2.856 | 3 | 3 | 3 | Eigen vermogen | 54.855 | 50.645 | 45.548 | 46.441 | 46.766 | 46.724 |
Financiële vaste activa | 2.492 | 2...252 | 2..007 | 1.758 | 1.587 | 1.413 | Vaste schulden rentetypische looptijd > 1 jaar | 49.880 | 45.209 | 55.557 | 50.492 | 50.445 | 50.879 |
Totale vaste activa | 122.223 | 120.843 | 120.588 | 117.486 | 117.315 | 117.141 | Totale vaste passiva | 125.368 | 108.953 | 112.613 | 108.131 | 107.474 | 106.661 |
Vlottende activa | Vlottende passiva | ||||||||||||
Voorraden | 5..748 | 384 | 21 | 21 | 21 | 21 | Netto vlottende schulden rentetypische looptijd < 1 jaar | 7.458 | 7.458 | 7.458 | 7.458 | 7.458 | 7.458 |
Vorderingen | 10.964 | 10.964 | 10.964 | 10.964 | 10.964 | 10.964 | Liquide middelen | 9.224 | 11.580 | 7.302 | 8.682 | 9.168 | 9.807 |
Liquide middelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | Overlopende passiva | 8.933 | 8.933 | 8.933 | 8.933 | 8.933 | 8.933 |
Overlopende activa | 4.733 | 4.733 | 4.733 | 4.733 | 4.733 | 4.733 | |||||||
Totale vlottende activa | 21..445 | 16.081 | 15.718 | 15.718 | 15.718 | 15.718 | Totale vlottende passiva | 25.615 | 27.971 | 23.693 | 25.073 | 25.559 | 26.198 |
Balanstotaal activa | 143..668 | 136.924 | 136..306 | 133.204 | 133.033 | 132.859 | Balanstotaal passiva | 143.668 | 136.924 | 136.306 | 133.204 | 133.033 | 132.859 |
6. Financiële kerngetallen
Signaalwaarden kengetallen | |||
Kengetallen | Categorie A | Categorie B | Categorie C |
Netto schuldquote | < 90% | 90 - 130% | > 130% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | < 90% | 90 - 130% | > 130% |
Solvabiliteitsratio | > 50% | 20 - 50% | < 20% |
Structurele exploitatieruimte | > 0% | 0% | < 0% |
Grondexploitatie | < 20% | 20 - 35% | > 35% |
Belastingcapaciteit | < 95% | 95 - 105% | > 105% |
Begroting 2022 | Verloop van de kengetallen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kengetallen | Jaarverslag 2022 | Raming | Raming | Raming | Raming | Raming | ||||||
Netto schuldquote | 43% | 42% | 43% | 46% | 49% | 52% | ||||||
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | 42% | 40% | 42% | 44% | 48% | 51% | ||||||
Solvabiliteitsratio | 38% | 37% | 33% | 35% | 35% | 35% | ||||||
Structurele Exploitatieruimte | 4,6% | 3,3% | 0,4% | -2,6% | -9,0% | -9,7% | ||||||
Grondexploitatie | 4% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | ||||||
Belasting | 95% | 95% | 100% | nog niet bekend | nog niet bekend | nog niet bekend |
Netto schuldquote & de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de medeoverheid ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken.
Omdat bij leningen er onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen, zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast.
Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de medeoverheid in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.
Grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting of jaarstukken en uitgedrukt in een percentage. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. De accountant moet ieder jaar beoordelen of de gronden tegen een actuele waarde op de balans zijn opgenomen.
Structurele exploitatieruimte
Dit kengetal is van belang om te kunnen beoordelen welke structurele ruimte een gemeente of provincie heeft om de eigen lasten te dragen, of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt thans het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten.
De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten en uitgedrukt in een percentage.
Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de provincie of gemeenten zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De uitkomst van de berekening van dit kengetal is voor het jaarverslag hetzelfde als bij de begroting. Het kengetal hoeft dus voor het opnemen in het jaarverslag niet opnieuw te worden berekend. Het toch opnieuw opnemen houdt verband met het feit dat de kengetallen gezamenlijk en in samenhang bezien inzicht geven in de financiële positie van de gemeente.